Kerkgeschiedenis

Docent: ds. Carel van der Meij

Aantal lessen twintig: zes in jaar 1(A). zeven in jaar 2 (B) en zeven in jaar 3 (C)

Cursus 2025 -2026: jaar 3 (C)

Gedurende drie jaar komt de hele kerkgeschiedenis aan de orde vanaf de eerste gemeenten, waarin de volgelingen van Jezus samenkwamen om hun geloof in Jezus Christus en Zijn Koninkrijk te vieren, tot aan de wereldwijde kerk van vandaag, die in alle  veelkleurigheid en verscheidenheid haar geloof uitdraagt.  De geschiedenis van de kerk wordt besproken in zijn verwevenheid met  de algemene, politieke, sociale en culturele geschiedenis. Het is bepaald geen heilige geschiedenis. Niets (klein) menselijks is de kerk vreemd. Elk jaar wordt een bepaald tijdvak behandeld.

In jaar 1 (A) komen in vogelvlucht de eerste 15 eeuwen aan de orde: de ontwikkeling van de kerk als beweging in de marge tot een machtig instituut – Augustinus als vader van de Westerse Theologie – Het monnikenwezen  als protest tegen een verwereldlijkte kerk (Benedictus en Franciscus) – de verhouding tussen kerk en jodendom en tenslotte: de vorming van de kerk in de Nederlanden.

In jaar(B) bespreken we de 16de en 17de eeuw, kerkelijk de periode van de protestantse én de katholieke reformatie. Er is aandacht voor Luther, Zwingli en Calvijn, voor de doperse traditie en voor het rooms-katholieke concilie van Trente. Ook de verwikkelingen in de Nederlanden binnen de protestantse kerk en de gedoogcultuur t.o.v rooms-katholieken en anderen komen aan de orde.

In jaar (C)  gaat het over de periode vanaf circa 1700 tot op vandaag. Na de Verlichting in Europa worden de kerkscheuringen in protestants Nederland en de opbouw van rooms-katholiek Nederland besproken . Aandacht wordt gegeven aan de houding van kerken tegenover de sociale kwestie en tegenover het fascisme in de 20ste eeuw. In zending en oecumene komt de wereldwijde ontwikkeling van het christendom aan de orde. Tenslotte bespreken we de situatie van de  kerk vandaag.